Overslaan en naar de inhoud gaan

Victor Horta's wintertuin voor het huis-Cousin

De zalen Belgische art nouveau en art deco

De wintertuin die architect Victor Horta in 1900 ontwierp voor de ingenieur Jean Cousin zal vanaf mei 2024 worden opgebouwd in de zaal waar nu de Hoffmanntentoonstelling loopt. Die zaal, waarvan de opening is gepland voor einde 2024, wordt gewijd aan de Belgische art nouveau en art deco. Ze maakt deel uit van een circuit in wording waarin de rijke collectie decoratieve kunsten van dit museum, gaande van de middeleeuwen tot 1940, zal worden tentoongesteld. 

In 1894 was het Museum Kunst & Geschiedenis het eerste Belgische museum dat een collectie moderne decoratieve kunsten startte. Vanaf dat jaar tot nu wordt een belangrijke verzameling Belgische art nouveau en art deco uitgebouwd. Ze bestaat uit meubelen, beeldhouwwerken, zilverwerk, ceramiek, glaswerk en zo meer. Sinds 2017 wordt daarvan een klein deel geëxposeerd in de gerestaureerde en verplaatste Wolferswinkel, die tussen 1909 en 1911 werd ontworpen door Victor Horta. De rest van de collectie was zelden of nooit te zien.

Als een van de boegbeelden van de art nouveau, krijgt Victor Horta een prominente plaats in de zaal Belgische art nouveau en art deco. Maar hij is niet de enige figuur die zorgde voor de internationale roem van deze eerste Belgische stijl. Tezelfdertijd waren het ook creaties van andere nationale grootheden die zowel in  binnen- en buitenland aanzien genoten. Belangrijk werk van Paul Hankar, Henry van de Velde, Philippe Wolfers, William Finch zal samen met kunstwerken van nog vele anderen deel uitmaken van de opstelling die het publiek een zo volledig mogelijk beeld zal geven van zowel de art nouveau als de art deco in België. 

Omdat de art nouveau en art deco decoratieve stijlen zijn die worden gekenmerkt door een hoge graad van verfijning, is het evident dat veel aandacht werd besteed aan de museologische presentatie. Het bureau Pièce Montée werkte een sobere maar geraffineerde scenografie uit die de kunstwerken, gepresenteerd in historisch verantwoorde ensembles,volledig tot hun recht zal laten komen.

Belgische art nouveau zonder zweepslaglijn

Strakke lijnen, rationele vormgeving en geometrie zijn kenmerkend voor de creaties van de Oostenrijker Josef Hoffmann en de Wiener Werkstätte in de periode van omstreeks 1901 tot 1910. Zij worden vaak gezien als de aanleiding voor het verdwijnen van de zweepslaglijn.Die wordt algemeen beschouwd als een van de meest typische kenmerken van de Belgische art nouveau. Als belangrijkste argument daarvoor wordt het Stocletpaleis aangehaald. Die constructie werd tussen 1905 en 1911 door Josef Hoffmann in Brussel gebouwd en ingericht door de Wiener Werkstätte.

Deze stelling is bijzonder wankel en wordt vooral gevoed doordat de Belgische art nouveau al te vaak enkel wordt gefocust op het werk van Victor Horta. Zijn art-nouveauzweepslaglijn is kenmerkend en kende navolging, maar ze kan zeker niet worden gezien als algemene eigenschap voor de volledige Belgische stijl.

In 1897 vond in Tervuren de koloniale tentoonstelling plaats. De inrichting werd toevertrouwd aan de architecten Paul Hankar, Henry van de Velde, Gustave Serrurier-Bovy en Georges Hobé. De stijl van hun ontwerp was héél andersoortig dan die van Victor Horta: hij was veel strakker, rationeler en neigde naar de geometrie. Door het succes van de tentoonstelling, die een fenomenaal grote opkomst kende, was het vooral deze vorm van art nouveau die navolging kende en bekend werd bij het grote publiek. Als wij een tijdseigen getuigenis mogen geloven, dan zou de Weense architect Otto Wagner, onder de indruk van de inrichting van de tentoonstelling van 1897, het classicisme de rug hebben toegekeerd en de moderniteit hebben omarmd.

Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw zijn artistieke uitingen onmogelijk nog aan één element toe te schrijven. Ze zijn daarentegen het resultaat van een waaier van beïnvloedingen en diverse maatschappelijke evoluties en feiten. De economische bloei van tal van landen en de toenemende communicatiekanalen zijn daar niet vreemd aan. In dit verhaal moet zeker de Duitse vernieuwing worden onderstreept die al vóór 1900 de economische kracht van de decoratieve kunsten naar voren schoof en waarbij de machinale productie op grotere schaal een sobere vormgeving zeker in de hand werkte.